Het bestuur neemt na ruim 10 jaar afscheid van Arjen van de Werve
Na ruim tien jaar actief te zijn geweest binnen het bestuur van Koninklijke Kartoflex, nam Arjen van de Werve – oud-directeur van Stempher – onlangs afscheid. Een mooi moment om terug te blikken op een intensieve en leerzame periode.
Van 2010 tot 2014 was Arjen voorzitter van het Techniek & Innovatie Platform binnen Kartoflex, en daarna nog drie jaar van de Arbo commissie. Wat bracht hem ertoe om in 2014 in het Kartoflex-bestuur plaats te nemen?
Arjen moet lachen als hij terugdenkt aan een ledenvergadering waarin hij stevige kritiek uitte op de cao die toen werd afgesloten. “Toen werd er – enigszins gekscherend – gezegd: ‘Misschien moet je dan zelf maar in het bestuur komen.’ En zo geschiedde.”
Binnen een jaar was je ook voorzitter van de werkgeversdelegatie CAO.
“Ja, dat ging snel. Tijdens een kennismakingsdiner met het bestuur zei Bauke van der Molen Kuipers dat er een probleem was in de cao-delegatie. Hij keek naar mij en een andere collega en zei: ‘Een van jullie twee moet erin.’ Aangezien ik mijn mond had opengedaan over de vorige cao, vond ik dat ik die handschoen moest oppakken. En zo werd ik – zonder enige ervaring – voorzitter van de werkgeversdelegatie.”
Klinkt als een sprong in het diepe. Was dat niet spannend?
“Zeker. Ik had geen specifieke cao- of HR-achtergrond, al wist ik vanuit mijn rol als directeur natuurlijk wel wat van personeelszaken. Gelukkig kregen we als nieuwe delegatie een training van AWVN, die ons goed voorbereidde op de dynamiek van cao-onderhandelingen. Daar heb ik veel aan gehad. Het is toch een heel ander spel dan bijvoorbeeld onderhandelen over de inkoop van papier.”
Wat maakte het voor jou interessant of zelfs leuk om te doen?
“Ik vond het enorm boeiend om samen te zoeken naar het juiste compromis. De kunst is om oog te hebben voor het belang van de bedrijven én dat van de medewerkers. Sommige voorstellen zijn voor werkgevers lastig, maar betekenen veel voor werknemers – en andersom. Daarin een goede balans vinden, dáár zit voor mij de uitdaging.”
Je klinkt positief over het proces, terwijl cao-onderhandelingen niet de makkelijkste zijn.
“Dat klopt, het is hard werken en vaak ook complex. En, zoals een oud-voorzitter me ooit waarschuwde: ‘Het is eigenlijk ondankbaar werk. Werkgevers vinden dat je te veel weggeeft, vakbonden vinden het nooit genoeg.’ Toch heb ik het nooit zo ervaren. Als we tot een akkoord kwamen dat door beide partijen werd gedragen én ik het resultaat met vertrouwen kon verdedigen in de ledenvergadering, gaf dat echt voldoening.”
Wat heeft jou geholpen om stevig in je schoenen te staan tijdens de onderhandelingen?
“Een goed team. Ik heb altijd gewerkt met een deskundige en prettige delegatie, met mensen die elkaar aanvulden. Daarnaast: als je goed voorbereid bent, kun je stevig onderhandelen. Voorafgaand aan elke onderhandelingsronde staken we veel tijd in het opstellen en analyseren van de ledenenquête, het formuleren van een voorstel en het beoordelen van de voorstellen van de vakbonden. Dat kost veel tijd, maar daardoor weet je waar je over praat. En als ik iets niet zeker wist, schorsten we even en had ik overleg met het team.”
Heb je een tip voor je opvolger?
“Zorg voor een sterke delegatie, met in elk geval een paar ervaren HR-professionals. Mensen die de cao en de praktijk goed kennen én snappen hoe het spel met vakbonden werkt. En: onderhoud een goede relatie met de bonden. Vertrouwen is echt essentieel. Je hoeft het inhoudelijk niet met elkaar eens te zijn, maar op persoonlijk niveau moet je elkaar kunnen respecteren. Blijf in gesprek, ook als het lastig wordt. En ook belangrijk: je zit er namens de hele branche, niet alleen namens je eigen bedrijf. Dat is belangrijk om je te blijven realiseren.”
Tot slot: waar ben je het meest trots op als je terugkijkt?
“Dat we in al die jaren altijd tot een akkoord zijn gekomen zonder stakingen. En dat we dat steeds op een respectvolle manier hebben kunnen doen – met stevige discussies, zeker, maar ook altijd met wederzijds respect. Het was nooit ‘wij tegen zij’, maar altijd gericht op een gezamenlijke uitkomst. En dat is precies zoals het hoort.”